Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.

Vul de goede vorm van het werkwoord in.

woordenboekvorm	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
duwen	ik duw	ik	ik heb
gooien	ik gooi	ik	ik heb
horen	ik hoor	ik	ik heb
remmen	ik rem	ik	ik heb
willen	ik wil	ik	ik heb

woordenboekvorm	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
blaffen	hij blaft	hij	hij heeft
boffen	ik bof	ik	ik heb
dansen	ik dans	ik	ik heb
fietsen	ik fiets	ik	ik heb
gebruiken	ik gebruik	ik	ik heb

woordenboekvorm	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
kletsen	ik klets	ik	ik heb
maken	ik maak	ik	ik heb
missen	ik mis	ik	ik heb
stoppen	ik stop	ik	ik ben
vissen	ik vis	ik	ik heb

woordenboekvorm	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
durven	ik durf	ik	ik heb
glanzen	het glanst	het	het heeft
leven	ik leef	ik	ik heb
verhuizen	ik verhuis	ik	ik ben
verven	ik verf	ik	het is